Je bekijkt nu Bloedworm (groot en klein)

Bloedworm (groot en klein)

Een van de bekendste en meest voorkomende soorten is de bloedworm (strongyliden), ook wel rode bloedworm genoemd. De bloedworm is eigenlijk een verzameling van verschillende bloedwormen. Het eerste onderscheid dat gemaakt kan worden, is tussen de grote en de kleine bloedwormen.

Kleine bloedwormen (cyathostominea)
De kleine bloedworm is eigenlijk een verzameling van enkele tientallen ondersoorten. Ze variëren in lengte (van ongeveer 0,5 tot 3cm) en hun naam ontlenen ze aan de vaak (!) rode kleur. De kleine bloedworm is de meest voorkomende wormsoort bij paarden. Het belangrijkste verschil tussen de kleine en de grote bloedworm zit in de route die de larven afleggen in het lichaam van het paard. De larven van de kleine bloedwormen komen niet verder in het lichaam dan de slijmvlieslaag van de darmwand, waaruit ze een tijdje later weer tevoorschijn komen in de darm.

Grote bloedwormen (strongylus)
De grote bloedworm komt (in ieder geval in Nederland) gelukkig nog maar zelden voor. Ook bij de grote bloedworm is eigenlijk sprake van een verzameling van 5 verschillende (sub)soorten. De grote bloedwormen kunnen (afhankelijk van de subsoort) 1 tot 5 cm worden. Van deze 5 komen er in ieder geval 2 niet in Nederland voor. De Strongylus Vulgaris is de meest relevante subsoort. De larven van de grote bloedworm maken een trektocht vanuit de darm het lichaam in naar de grote slagaders, om later terug te keren naar het slijmvlies van de darmwand. Hierbij kunnen zij ernstige schade aanrichten.

Levenscyclus van de bloedwormen
De levenscyclus voor de grote en kleine bloedwormen is grotendeels vergelijkbaar.

Wormcyclus

  1. Paarden krijgen bij het grazen larven binnen;
  2. De larven komen in het slijmvlies van de dikke en blinde darm terecht en gaan van daaruit als volwassen wormen eitjes produceren. De larven van de grote bloedwormen komen eerst nog in de grote slagader terecht die de darmen van bloed voorzien). Het is ook mogelijk dat de larven zich (voor langere tijd) inkapselen in de darmwand;
  3. De volwassen (niet in gekapselde) bloedwormen scheiden eitjes uit, die met de mest op het weiland terecht komen;
  4. In de mest ontwikkelen de larven zicht vervolgens in verschillende stadia tot L3 larven;
  5. De L3 larven gaan het gras in (ze zijn gek op vochtig lang gras).

Ziektebeelden bij paarden
Een ernstige besmetting met de kleine bloedworm doet zich het vaakste voor in jonge paarden (tot 3 jaar) en hoofdzakelijk in de winter en het vroege voorjaar. Dit is vaak het gevolg van ingekapselde bloedwormen die massaal vrijkomen, dit wordt wel een larvale cyathostominose genoemd. Dit kan leiden tot vele kleine ontstekingshaarden in de darmwand, met een verhoogd risico op bacteriële infecties. Desondanks zijn de beschadigingen aan slijmvlies doorgaans beperkt.
De meest voorkomende sympthomen zijn verminderde eetlust, vermagering, doffe vacht, uitdroging, koorts. Er kan ook sprake zijn van waterige diarree. Koliekverschijnselen worden ook waargenomen. Er kan gesteld worden dat des te ernstiger de symptomen, hoe slechter de prognose. Tot 50% van de paarden met een ernstige larvale cyathostominose kan hieraan komen te overlijden, ondanks een eventuele behandeling.

Bij de grote bloedworm komen problemen het meeste voor bij (wat oudere) veulens in het najaar en de winter. Dit hangt samen met het aantal larven dat wordt opgenomen vanaf het gras en het moment van de eerste infectie. De larven veroorzaken veel irritatie op het moment dat zij vanuit de darmwand naar de vaatwand gaan. Binnen 3 weken na infectie bestaat al het risico op koliek en bij zware infecties kan het veulen zelfs sterven. Nadat de larven zicht vestigen in de slagader, ontstaat schade aan de scheilwortel. Hierdoor ontstaat wat ook wel een worm-aneurysma wordt genoemd. Kort gezegd betekent dit dat er een extreme verdikking van de vaatwand ontstaat, waardoor de doorbloeding van de darmen verstoord kan raken. Dit kan tot gevolg hebben dat 3 4 maanden later ernstige koliek optreedt. Zoals hiervoor al aan gegeven, komt de grote bloedworm in Nederland eigenlijk nauwelijks/niet meer voor.

Bloedwormen en mestonderzoek
Bloedwormen kunnen met behulp van mestonderzoek aangetoond worden. Hierbij wordt gekeken naar de wormeitjes die in de mest zitten. Alleen volwassen wormen die niet ingekapseld zijn, scheiden eitjes uit. Het is dus mogelijk dat tijdens het mestonderzoek geen eitjes worden aangetroffen, maar dat er wel sprake is van ingekapselde wormen. De ingekapselde bloedwormen vormen overigens geen probleem voor het paard zolang ze ingekapseld zijn. Als ze massaal actief worden en uit hun kapsel komen, kan het paard er last van hebben.

Preventie van bloedwormbesmettingen
Er zijn veel maatregelen die genomen kunnen worden om (her)besmettingen met de bloedworm zoveel mogelijk te beperken. Omdat de levenscyclus van de bloedworm zich voor het grootste deel buiten het paard bevindt, is het voor de hand liggend dat de preventieve maatregelen dus ook niet bij het paard gezocht moeten worden, maar bij het weiland. Hieronder een overzicht met preventieve maatregelen. Klik op de maatregel voor meer informatie.